De vrouwen droegen in de tijd van de Gouden Eeuw hele andere kleren dan dat wij nu dragen.

Arme vrouwen

De armere vrouwen hadden vaak een schort  aan, omdat ze anders heel snel vies werden. Verder droegen deze vrouwen simpele kleren, met weinig versiering. De jurken waren ideaal voor op het land, en voor andere activiteiten. De vrouwen droegen simpele, instabiele schoenen, die niet erg comfortabel zaten. Toch waren deze kleren ideaal voor hun bestaan. De vrouwen droegen vaak doeken en andere 'gereedschappen' bij zich, zodat ze het meteen konden pakken, en bovendien was het ideaal om alles bij je te dragen.

Rijke vrouwen

De wat rijkere vrouwen droegen jurken, versierd met kant en fluweel. De jurken waren vaak in de kleur van blauw, rood of goud. Onder de jurk droeg de vrouw een rok die naar achteren werd omgeslagen en op geplooide wijze werd vastgezet, waardoor de onderrok aan de voorzijde geheel zichtbaar was. Onder de jurk droegen de vrouwen hakken. De hakken waren niet goed te zien omdat de jurk vaak tot de grond kwam. Deze jurken zijn vaak te zien op portretten, omdat de vrouwen deze kleren zoveel mogelijk wilde laten zien. In het haar hadden de vrouwen vaak versieringen, die bij de jurken pasten.

De vrouwen droegen veel lagen kleren op elkaar, dit is tegen de kou. Ook droegen de vrouwen mutsen om de haren te bedekken en uit het gezicht te houden. De kleding is gemaakt van soepele stoffen, zoals linnen en katoen.